Schoner water door de meest risicovolle bedrijfscategorieën te kennen
De Schone Maaswaterketen maakte afgelopen jaar samen met het Hydrex Research Center een tool en database voor een ‘hotspotanalyse’ van industriële lozingen op het riool. Astrid Fischer, adviseur bronbescherming bij Evides Waterbedrijf, vertelt waarvoor deze inmiddels gebruikt zijn en hoe dit helpt de Maas schoner te maken.
Wat is deze tool en database, waarom zijn ze gemaakt? “Binnen de Schone Maaswaterketen (SMWK) willen we beter weten welke en hoeveel industriële stoffen in de Maas terecht komen via indirecte lozingen van bedrijven op de riolen en via de rioolzuiveringsinstallaties (RWZI’s). De hoeveelheid zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) in het oppervlaktewater moet nodig omlaag. Daarvoor is belangrijk goed in beeld te krijgen wat precies allemaal in het riool terecht komt én waar de risicolocaties of hotspots zich bevinden. Helaas hebben we niet onbeperkt tijd, geld en menskracht, dus doen we dit onderzoek heel gericht. Daarvoor hebben we een database gebouwd van bedrijven die mogelijk op het riool lozen door de gegevens van ’Bedrijven op de kaart’ te combineren met de ’ZZS-Navigator’ en de PMT-tool van het RIVM. Je kunt dan kijken van welke categorieën van bedrijven we vooral verwachten dat ze schadelijke stoffen zouden kunnen lozen.”
Weten we al welke soort bedrijven mogelijk schadelijke stoffen lozen in Maas? “We hebben de voor drinkwaterbedrijven meest risicovolle bedrijfscategorieën geïdentificeerd. Dat zijn de vervaardiging van textiel, papier, karton, rubber en kunststof, en afvalverwerkers, drukkerijen, chemische fabrieken en aardolieverwerking. Dat komt overeen met wat we verwacht hadden. We hebben ook in kaart gebracht welke RWZI’s belangrijk zijn voor het innamepunt van Evides – dat is bij de Bergsche Maas. Dat zijn er in ieder geval vijf. Hier moeten we nader naar kijken. Onze database kun je dus gebruiken om een inschatting te maken waar we het beste kunnen beginnen.”
Hoe kunnen we met deze resultaten het Maaswater schoner maken? “De volgende stap is om de waterschappen die de RWZI’s hebben te benaderen om te kijken hoe het zit met de vergunningen: weten we wat er geloosd wordt? Evides wil afspraken maken met de waterschappen zodat we op de hoogte worden gesteld als er een vergunning wordt aangevraagd of herzien voor bedrijven in de meest risicovolle categorieën. Dan weten wij voor welke stoffen er mogelijk een vergunning moet worden aangevraagd en kunnen we zo nodig advies geven. Een eventueel volgende stap is het doen van aanvullende metingen op risicovolle locaties om resultaten te controleren of om de bron van de schadelijke stof op te sporen. Ook bedrijven hebben hierin een verantwoordelijkheid en we denken eraan bedrijven en branches aan te spreken.”
Gaat de SMWK nog verder met de hotspotanalyse? “We hebben nu een risicobeoordeling voor het drinkwater gemaakt en willen ook nog kijken naar het milieu. Dus de gevolgen van de schadelijke stoffen voor planten en dieren. We gaan dit jaar ook nog kijken wat we met deze tool kunnen bij de RWZI Tilburg. Verder is bij de SMWK de eerste monitoringsronde geweest, waardoor we veel data van verschillende wateren hebben en de theorie aan de praktijk kunnen linken. Ook willen we de database nog op de website van de SMWK gaan delen zodat het toegankelijk wordt voor andere vakgenoten.”
Dit soort onderzoeken vinden op meer plekken in Nederland plaats? “Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) in Noord-Holland heeft een vergelijkbaar project gedaan, met een iets andere insteek. Net als het Waterschap Rivierland en het Waterschap Vechtstromen. We hebben onze ervaringen uitgewisseld en het is interessant om te zien dat de conclusies van HHNK met betrekking tot risicovolle bedrijfscategorieën overeen komen met de onze. Ook zijn we benaderd door andere waterschappen en provincies die meer willen weten over hoe we dit onderzoek hebben gedaan.”
De belangstelling voor de waterkwaliteit neemt toe? “Het is duidelijk dat er meer informatie nodig is over wat er geloosd wordt op de riolen. Ook met oog op het behalen van de doelstellingen voor de Kaderrichtlijn Water. Het PFAS-verhaal heeft ook bijgedragen aan het bewustzijn over de impact van industriële lozingen. Het inzicht was er in ieder geval tien jaar geleden nog niet. De decentralisatie, al de verschillende organisaties die verantwoordelijk zijn voor verschillende waterlichamen en deelaspecten, heeft ook niet meegeholpen om een goed overzicht van de lozingen te hebben. Met de informatie die we nu verzameld hebben, kunnen wij in ieder geval verder werken aan de verbetering van de waterkwaliteit. In het Maasstroomgebied en daarbuiten.”