
In de Schone Maaswaterketen (SMWK) wisselen vergunningverleners en experts kennis uit over het vergunningverleningsproces. Eén van de knelpunten die ervaren wordt is de gehanteerde geldigheidsdatum. In de huidige situatie hebben het merendeel van de vergunningen voor het lozen van afvalwater geen einddatum. Dat wil dus zeggen dat ze pas worden aangepast in geval van een wijzigingsaanvraag door het bedrijf of in geval van een bezien-actie door het bevoegd gezag. Hierdoor hebben sommige bedrijven oude vergunningen die niet meer overeenkomen met de werkelijke lozing. Dit is geen wenselijke situatie en kan leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit. Bovendien is er zo geen goed beeld van wat er allemaal in het water geloosd wordt en is er een risico dat stoffen worden geloosd die niet in de vergunning staan. Lozers mogen enkel lozen wat benoemd is in de vergunning. Hierop moet gehandhaafd worden.
De afgelopen jaren zijn er via verschillende sporen adviezen gegeven om een geldigheidsdatum in vergunningen toe te voegen. Zo heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld een aanmaningsbrief gestuurd naar Nederland waarin wordt gesteld dat het periodiek actualiseren van beheersmaatregelen voor lozings- en onttrekkingsactiviteiten onvoldoende in de Nederlandse wetgeving is geregeld. Europa ziet voor de toekomst graag een tendens om meer tijdelijke vergunningen te verlenen. Dit zorgt voor meer grip op waterkwaliteit. Daarnaast adviseert de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) om alleen vergunningen voor bepaalde tijd te verlenen en bestaande vergunningen die voor onbepaalde tijd zijn verleend, uit te faseren. Bovendien zien we dat in de omringende buurlanden ook vergunningen verleend worden met een geldigheidsdatum.
Maart 2025 heeft het ministerie van IenW bekendgemaakt te werken aan een wetsvoorstel dat voorschrijft dat vergunningen en algemene regels voor lozingen en onttrekkingen tenminste eens in de 12 jaar moeten worden geactualiseerd.
Op grond van deze bovenstaande aspecten ondersteunt de SMWK de intentie van dit wetsvoorstel voor het opnemen van een geldigheidsdatum in ALLE vergunningen. Hierdoor ligt de verantwoordelijkheid niet meer alleen bij het bevoegde gezag maar ook bij het bedrijf om zelf te zorgen voor actuele vergunningen en tijdig een verzoek tot nieuwe vergunning aan te vragen. De tijdelijkheid van de vergunning voorkomt daarnaast dat bedrijven traineren om een aanvraag voor nieuwe vergunning in te dienen, wat we in de huidige praktijk zien.
Voor bedrijven die zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) lozen of IPPC-bedrijven, adviseert SMWK een geldigheidstermijn van zeven jaar. Het is belangrijk om ZZS goed op te volgen en elke vijf jaar te bekijken hoe deze lozingen terug gedrongen worden[1]. Een periode van zeven jaar voor dit type bedrijven geeft bevoegd gezag de mogelijkheid tot ingrijpen wanneer ZZS rapportages aangeven dat dit nodig is en geeft de tijd om procedures goed te doorlopen. Voor overige bedrijven is dit om de twaalf jaar[2].
[1] Dit type bedrijven heeft een VRP-plicht om, om de vijf jaar voor ZZS (artikel 5.23 BAL) te rapporteren. Echter bevoegd gezag kan op dit moment niet ingrijpen wanneer de rapportage niet in lijn is met de gewenste situatie.
[2] Juridisch kader om een omgevingsvergunning te verlenen voor bepaalde tijd: Artikel 5.36 Omgevingswet en artikel 8.85 Besluit kwaliteit leefomgeving.
Relevante stukken: https://open.overheid.nl/documenten/dpcdc725f4d23e04f087a357cfa73036a0417b2e9a4/pdf en https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-672.html